Een goed gesprek
Vrieeend,
Ons sociaal leven beperkt zich voorlopig tot de bezoeken aan de marktjes en het grootwarenhuis. Het was in één van die laatste zaken dat ik werd aangesproken door een ravissante schone.
‘Goedendag meneer’, stelde ze zich voor, ‘ik ben Magda, de koningin van de diepvriesboontjes. Kent u mij?’ ‘Majesteit’, stamelde ik onbeholpen, ‘verschoning. Ik ken u slechts van naam. Ik had nog nooit het genoegen om… Bent u gerelateerd aan Kapitein Findus?’. ‘Ja’, glimlachte ze dromerig, ‘de kapitein is gehuwd met een nicht van mij. Een goeie man, maar steeds op zee. Ze zien mekaar weinig. Té weinig. Maar wat ik u wilde vragen: kent u mijn producten?’ Bedroefd schudde ik mijn hoofd. ‘Neen Majesteit, tot mijn niet geringe schaamte moet ik toegeven dat ik nog niet het genoegen had om te mogen proeven van de vruchten van uw hof. Van uw goede vriend, de kapitein, hebben we wel regelmatig iets in het diepvriesvak liggen. Een stukje kabeljauw, gepaneerd, of een koolvisje. Voor noodgevallen, begrijpt u? Maar ik wil het meteen goed maken’. ‘Mijnheer, uw courtoisie siert u’, zegde koningin Magda begripvol. ‘In de derde gang links aan den einder, naast de Kenyaanse diepvriesasperges, die ik u trouwens ten stelligste afraad, vind u de mooiste diepvriesboontjes met een stukje spek errond die u ooit heb mogen aanschouwen. Gaat heen nu, snel, vooraleer…’ Tranen welden op in de ogen van koningin Magda. ‘Majesteit, wat is er? Wat kan ik nog voor u betekenen?’, vroeg ik overmand door mededogen. ‘Niets… gaat heen. Derde gang links aan den einder. Haast u, voor ik ontdooi!’, sprak ze met gebroken stem.
Ik wilde ook nog suiker van Saint-Louis kopen. Maar ik dorst niet. Ook een ontmoeting met Marie-Rose, patrones van de anti-muggenspray zal ik moeten uitstellen. Ik heb geen tijd, ik heb geen diepvrieszak bij me. De dooi, de dooi...
Maar wàt een goed gesprek was dat. En wàt een vrouw!