Alle wegen
Vrieeend,
De herfst sluipt behoedzaam de Provence binnen. Het gaat vooralsnog aarzelend, maar onmiskenbaar komt de seizoenswissel eraan. Een strakke wind schudde de voorbije dagen al flink aan de kruinen van de platanen waardoor er nu hier en daar hoopjes vergeelde bladeren liggen opgetast in mijn boulevard.
De nachten en ochtenden zijn best fris maar overdag verwarmt de najaarszon het land en kunnen ramen en deuren open. De harde wind veegde voor hij ging liggen ook de lucht schoon waardoor ik vanuit mijn woonkamer een afgetekende kijk kreeg op de bergen van het Massif des Maures in de verte.
Nog even en het groensel in de vallei wordt geel, oker en rood. De bossen en de wijngaarden staan dan zowat in brand vooraleer ze over een aantal weken hun kleuren zullen verliezen. Maar nu nog niet. Eerst knettert de herfst door het zuiden en laat de zon haar strijklicht door de kruinen schijnen. Zet daar een streepje Vivaldi onder en je begrijpt waarom Van Gogh zich een oor afsneed.
Michelle stuurde me een bericht. Of ik zin had in quiche? Quiche, is dat niet die Franse tribute-band die een cover maakte van “I was made for loving you”? Quiche?
Maar het ging over een quiche lorraine, een oventaart met spekjes, kaas, ui en nog wat lekkere ingrediënten uit het receptenboek van Michelle. Het was zondag en we aten buiten, beschut tegen de wind. We trokken ons dra terug in de schaduw want we waren te warm gekleed om in de volle middagzon te zitten. Om maar te zeggen dat een strategisch gekozen plek je zelfs begin oktober nog de illusie van een late zomer kan bezorgen.
Als dessert bezochten we La Fête du Miel in Les-Arcs-Sur-Argens. Niet dat we per se honing nodig hadden maar het was een mooi excuus om een tochtje te maken. Ik nam expres grote omwegen want het verkeer is rustig op de secundaire wegen in het zuiden en dat is best aangenaam rijden. We rondden het meer van Carcès, slopen door het centrum van het slapende Cabasse en deden een stukje van de iconische Route National 7.
De honingmarkt was exact wat je ervan kon verwachten: een aantal kramen in de schaduw van de platanen, op een pleintje in het centrum van het dorp, waar je een variëteit aan honing kon kopen en en passant wat zoet gebak kon meegraaien. Iemand gaf wat wetenschappelijke uitleg en een kolonie kleuters zoemden, verkleed als bijen, tussen de kramen en rond de muziekkiosk.
We hielden het dan ook snel voor bekeken en begaven ons opnieuw op weg. Nu nam ik de noordelijke route langs Flayosc, Salernes en Entrecasteaux. Onderweg keken we uit naar kasteeltjes die we zouden kopen als we de lotto zullen hebben gewonnen en waar we met een hele bende vrienden en familie gaan wonen. Onze lijst is inmiddels al erg lang, het zal nog moeilijk worden om te kiezen welk kasteel het meest geschikt is voor onze plannen.
Vanop het terras van Michelle dronken we koffie en aten we ons inmiddels traditioneel "Madeleineke". We hoefden niet teveel te zeggen, het moment, het zicht op de tuin, de heuvels en de heldere lucht spraken voor zich.
Toen ik in de vroege vooravond terug naar huis keerde, kreeg ik een mooi uitzicht op de Gros Bessillion, de bekendste berg uit de streek. Ik stopte de wagen en nam een foto. Even kwam ik in de verleiding om me in de berm te leggen en te wachten op de zonsondergang. Ergens op onze planeet ging op dat eigenste moment de zon al onder en kwam ze tegelijk op een andere plek al op, bij ons begint de herfst en bezuiden de evenaar begint de lente. Met andere woorden, plaats en tijd moeten juist zitten en dat deden ze voor mij niet op die vroege vooravond tussen Carcès en Montfort en dus reed ik veder richting Lorgues.
Op de parking werd ik aangesproken door twee jonge mannen, Google Translate op de smartphone in de aanslag. ‘Bonjour’, zei de ene met een zwaar buitenlands accent. En toen toonde hij me het scherm van zijn telefoon. Ik antwoordde vooreerst in het Frans maar schakelde snel over naar het Engels. De opluchting droop van zijn gelaat toen hij me vroeg of dit een betaalparking was en ik ontkennend antwoordde in een taal die hij begreep.
Een paar minuten later kwamen we via verschillende straten mekaar opnieuw tegen. ‘Alle wegen leidden naar de Boulevard Clemenceau’, zei ik. De mannen knikten lachend terwijl ik zeer goed besefte dat ze geen idee hadden waar ergens ze zich in mijn dorp bevonden.
Maar dat was niet erg.
